De geschiedenis van Ezelsdijk en Huizingalaan

Hoofddijk, Ezelsdijk, Huizingalaan – geschiedenis van een straat en een sloot

Je zou het niet zeggen, maar de Huizingalaan met zijn jaren zestig-look kent een bewogen historie, zeker in combinatie met de watergang die achter de woningen langsloopt. Mensen kijken meestal licht ongelovig als je vertelt te wonen aan een middeleeuwse afwaterings-sloot, gegraven in het begin van de 12e eeuw. Voorstelbaar, want het water oogt als een groene oase in een stedelijke omgeving, een associatie met de Middeleeuwen is niet 1-2-3 gemaakt. Eeuwen later kregen sloot en straat een rol in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit artikel vertelt er meer over.

De ontginning

Tot ver in de Middeleeuwen lag de stad Utrecht aan de rand van de beschaving, ten noorden van de stad begon de wildernis van de veengebieden, waar vrijwel niemand woonde. Waar nu de Huizingalaan ligt, zat je er al middenin, want voorbij de Utrechtse singels, daar was het wel zo’n beetje gedaan met de bewoning.

Die wildernis stond waarschijnlijk vol moerassige bossen met veel elzen en berken, hier en daar open stukken land, vrij ondoordringbaar, en zeker in de winter drijfnat. Al vele eeuwen waren die woeste gronden in handen van de bisschop van Utrecht. Hij deed er niets mee, tot er begin 12e eeuw meer behoefte kwam aan akkers om de groeiende bevolking te kunnen voeden. De bisschop ging stukken land uitgeven aan kloosterorden en ridders om te ontginnen. Vanuit klooster Oostbroek (van het gelijknamige landgoed ten oosten van de Uithof) werd de wildernis aangepakt. Een cruciale rol was daarbij weggelegd voor de Hoofddijk en Hoofddijkse Wetering – de dijk als basis voor de ontginning, de wetering om het water uit het natte veen af te voeren. Dijk en wetering lagen net ten noorden van de Kromme Rijn en Vecht en liepen vanaf Oostbroek tot de huidige Achttienhovensdijk (nu Overvecht) en nog steeds is die bijna 900-jarige wetering te zien achter de Huizingalaan, langs Nieuw Bleyenburg en daarna de Kardinaal de Jongweg volgend (zie kaart 1 en 2).

Kaart 1
Kaart 2

De groene lijnen zijn ontginningskaden; ze geven weer hoe vanaf de in het zuiden gelegen Hoofddijk de ontginningen naar het noorden/noordoosten opschoven; het rode kader is de omtrek van kaart 1. Bron kaart 1 en 2: Tastbare Tijd, Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht, Roland Blijdenstijn, 1e druk, 2005, blz 249

Wat een tegenstelling: waar nu bewoners van de Huizingalaan in de zomer op hun terras aan het water een zonnig glaasje wijn drinken, daar stond rond 1125 een kolonist met primitief gereedschap klaar voor de aanval om in de wildernis akkers aan te leggen. Je zou het een Nederlandse (en kleinschalige) versie van de Amerikaanse frontier kunnen noemen, waarin stukje bij beetje in een westwaartse beweging de wilde natuur aan blanke heerschappij werd onderworpen. Hier schoof de ‘Vecht-veenfrontier’ in een periode van honderden jaren langzaam vanuit het zuiden naar het noorden. De grote kaart laat zien dat die ’beschavingsgrens’ in het begin gelijkmatig opschoof, want parallel aan de Hoofddijk kwamen er noordelijker een nieuwe dijk en wetering, waar de Voordorpsedijk en Blauwkapel onderdeel van zijn. Daarna kwam er klad in de regelmaat; op de kaart zijn de groene lijnen van verspringende ontginningskaden te zien. Pas in de loop van de 16e eeuw bereikten de ontginningen de zandgronden van het Gooi en de Utrechtse Heuvelrug. Was het de zwaarte van het werk dat de oorzaak van het trage tempo was? Voorstelbaar is het, zeker als je in het veenweideland de nog steeds bestaande inrichting ziet van smalle, lange kavels gescheiden door slootjes, die dwars op de Hoofddijkse Wetering staan en daar allemaal op afwateren. Wat een klus om die allemaal uit te graven!

En is de wildernis eindelijk getemd, de akkers ingezaaid en daarna de oogst binnengehaald, blijkt de natuur terug te slaan, want door de afvoer van het grondwater komen de veenresten in aanraking met zuurstof en oxyderen; langzaam maar zeker verdwijnt de bodem, klinkt in en komt lager te liggen. Daardoor wordt het natter en moet meer moeite (bredere sloten, windmolens en later gemalen) worden gedaan om overtollig water af te voeren. Maar hoe je ook pompt, het wordt te nat voor akkerbouw en zo veranderden  – in de loop van eeuwen – alle oorspronkelijke akkers in weideland. Kilometers ver strekten de smalle weilanden zich in de getemde wildernis uit.

De Nieuwe Hollandse Waterlinie

Kaart 3


De gele rechthoek: zie kaart 4; blauw: gebieden die onder water konden worden gezet (de inundatiegebieden); in rood en zwart de forten. Bron: http://www.stellingvanutrecht.nl/historie/

Dit veenweideland kreeg begin 19e eeuw een rol in de Nieuwe Hollandse Waterlinie die Utrecht en de rest van het westen (het economisch zwaartepunt van Nederland) moest verdedigen tegen vijanden uit het oosten. Het idee was om bij oorlogsdreiging weilanden tot kniehoogte onder water te zetten zodat wegen en sloten niet zichtbaar zouden zijn. De vijand, die met troepen en geschut door het gebied wilde trekken of varen, zou hierdoor zeker stranden. Forten werden gebouwd om waterkeringen, inlaatpunten en gebieden die niet onder water kunnen worden gezet, te beschermen.

Ook de Hoofddijk, die in de 19e eeuw op kaarten de naam Ezelsdijkje draagt (waarom weet niemand), kreeg een rol in de waterlinie, want over de ietwat verhoogde weg konden mensen en materieel worden vervoerd tussen de forten De Bilt en Blauwkapel. Tegelijk was de Ezelsdijk een waterkering, want het gebied ten noorden ervan kon onder water worden gezet. Het was aan de Ezelsdijk te voorkomen dat het water de stad in zou stromen. De aanvoer van het overstromingswater was vanuit de Kromme Rijn. Op kaart 4 is die route te zien; voorbij het Fort op De Biltstraat was het mogelijk het water de 5e kom (= de Voorveldsche Polder) in te laten stromen. De Ezelsdijk oftewel Hoofddijk, ooit aangelegd als uitvalsbasis om de veenwildernis aan te vallen en te cultiveren, zag die aanvallende rol verwisseld voor een defensieve functie.

Kaart 4


Op kaart 4 is te zien dat de Hoofddijk/Ezelsdijk/Huizingalaan (nr 1) de zuidelijke grens van de 5e kom was. Het water werd via een sluisje bij nr 341 (2) aangevoerd. Op de kaart is ook zichtbaar de spoorlijn (3). Bij 4 is de spoorwegovergang in de Huizingalaan groen = water; geel = weg of spoorlijn; de grijsbruine kleur geeft weer het gebied dat onder water komt te staan. Bron:  http://hollandsewaterlinie.erfgoedsuite.nl/publish/pages/2655/1077.jpg

De waterlinie heeft nooit goed gefunctioneerd. Toen ie klaar was, was ie alweer achterhaald door moderne militaire ontwikkelingen. In de jaren vijftig kwam er een einde aan de verdedigingslinie. Dat maakte de weg vrij voor woningbouw, en in de weilanden die onder water gezet konden worden verrezen woningen en kwamen nieuwe straten te liggen: Huizingalaan, Zeemanlaan, De Sitterlaan, Oortlaan, Smijerslaan, Professor Fischerlaan.
Vanaf einde jaren vijftig verrees Tuindorp-Oost en werd de Ezelsdijk omgedoopt in Huizingalaan. Nu herinnert niets meer aan de vroegere functie in de Nieuwe Hollandse Waterlinie, toch: als die in 2019 de status van werelderfgoed krijgt, dan straalt daarvan iets – als een lichtstreepje onder deur – af op de Huizingalaan en aangrenzende straten.


Voor de bouw van de huizen in Tuindorp keken de bewoners van de van Gentstraat rond 1959 zo uit. Het water op de voorgrond is de middeleeuwse Hoofddijkse Wetering (= de huidige waterloop tussen de van Gentstraat en de Huizingalaan); dan volgt een strook weiland, en vervolgens zie je de Ezelsdijk (die loopt van linksonder naar rechtsmidden). Van links naar rechts is de spoorlijn te zien, met daarin de spoorwegovergang op de Ezelsdijk. Bron: Het Utrechts Archief, catalogusnummer 129288.

Wim ten Brinke, Huizingalaan 59, november 2016

Reageren?
wtb2701@gmail.com