Deel I: De ontginningen en de gerechten [bron: www.tuindorpoost.nl].
Het gebied, waarin Tuindorp Oost is gebouwd, maakt deel uit van een uitgestrekt veengebied tussen de kleigebieden langs de Vecht en langs de Kromme Rijn.
In 723 schonk de Frankische hofmeier Karel Martel dit gebied aan de jonge Utrechtse Kerk die geleid werd door haar stichter Willibrord.
In de late 10e eeuw werd een begin gemaakt met het ontginnen van het gebied, aanvankelijk in lokaal verband. Vanaf 1112 geeft de Bisschop van Utrecht de aanzet tot het verkavelen van het gebied door het verlenen van ontginningsconcessies aan “copers”. (Dit woord vinden we nog terug in namen als Heijcop, Galecop enz.)
Er werden zgn. ontginningskanalen gegraven, waarvan de Hooftdijksche Wetering langs de Hooftdijk, de belangrijkste was. De Hooftdijksche Wetering loopt nu nog vanaf de abdij Oostbroek (bij de Uithof), achter de huizen aan de Huizingalaan, ondergronds langs de Esveldstraat, onder de zuidelijke rijbaan van de Kard. De Jongweg door, om ter hoogte van de Tripkade (Kwakeldijk) weer bovengronds te gaan langs de Kard. De Jongweg en de Brailledreef (Inundatiekade) tot aan de Zamenhofdreef (Anthoniedijk). In noordelijke richting liep de Oostveense Vaart langs de Oostveense Dijk, later Bauwkapelseweg, die aanvankelijk zo heette vanaf de Kapelstraat tot aan Blauwkapel.
De leenmannen brachten niet alleen hun stukken grond in cultuur, maar waren vaak ook begiftigd met het tiendrecht, het tijnsrecht en de bevoegdheid tot rechtspreken. Daarom werden hun gebieden “Gerechten” genoemd. Het waren hoofdzakelijk (niet uitsluitend) geestelijke instellingen, die met grond beleend werden, zoals kapittels, conventen en het Duitse Huis.
Het gebied Tuindorp Oost behoorde tot het gerecht Oostveen, dat het oostelijke en laatste deel van het ontginningsgebied was. In 1164 beleende de domproost Oostveen “in protectione et iustitia Sancti Martini”. Later wordt de naam Oostveen ook gebruikt voor de nederzetting met de huidige naam “Maartensdijk”. Deze laatste naam werd vanaf 1405 al gebruikt voor de ontginningsdijk tussen Groenekan (genoemd naar een herberg aldaar) en Oostveen en vanaf de tweede helft van de 16e eeuw in de volksmond overgenomen voor het gehucht Oostveen zelf.
Het deel van Oostveen, waarin Tuindorp Oost ligt werd “De Voordorpsche Landen” genoemd. De Voordorpsche Landen beslaan ongeveer het huidige Tuindorp Oost plus Voordorp, in het noorden begrensd door de “Oude Weg” (nu: Voordorpsche Dijk), in het zuiden door de Hooft- Dijk (het deel, dat nu ongeveer de Huizingalaan is), in het oosten door de huidige grens met de gemeente De Bilt en in het westen begrensd door de Blauwkapelseweg (nu Jordanlaan) .
Precies in de noordpunt van De Voordorpsche Landen lag het kerkdorp Voordorp, de oudste nederzetting in het gebied. In 1451 werd de kapel van Voordorp vervangen door een nieuwe met een geheel blauw interieur. De kapel werd daarom de Blaue Capel genoemd. Langzamerhand werd deze naam voor het hele dorp gebruikt en verdween de naam “Voordorp”.
Vóór 1555, het jaar, waarin Oostveen een zelfstandige parochie werd, berustte het bestuur van het gerecht Oostveen grotendeels bij de Domproost. Daarna werden door hem Schout (als zijn vertegenwoordiger) en schepenen (als vertegenwoordigers van de dorpsgemeenschap) benoemd. Het College fungeerde als rechterlijk college én als bestuursorgaan.